John Szarkowski was de man die ons leerde écht naar foto's te kijken. Niet vluchtig of als een bijzaak, maar met aandacht, nieuwsgierigheid en verwondering.
Hoe we naar fotografie kijken
Tussen 1962 en 1991 was hij hoofd fotografie bij het Museum of Modern Art (MoMA) in New York. In die periode veranderde hij voorgoed hoe we naar fotografie kijken, van een simpel plaatje naar een volwaardige kunstvorm. Met zijn scherpe oog, subtiele visie en liefde voor het vak hielp hij fotografie op de kaart te zetten binnen de kunstwereld. En dat deed hij niet alleen in theorie: hij gaf fotografen als Diane Arbus, Garry Winogrand, Lee Friedlander en William Eggleston het podium dat ze verdienden.
The Photographer’s Eye is geen traditioneel handboek, maar eerder een prikkelend visueel essay over de essentie van fotografie. Gebaseerd op zijn invloedrijke tentoonstelling uit 1964 in het MoMA, is dit boek al decennialang verplichte kost aan kunstacademies. Szarkowski, die Diane Arbus, Lee Friedlander en William Eggleston onder de aandacht bracht, nodigt ons uit om bewuster te kijken naar foto’s én naar de wereld om ons heen. In vijf thematische hoofdstukken; ‘Het Ding Zelf’, ‘Het Detail’, ‘Het Kader’, ‘Tijd en Uitkijkpunt’, onderzoekt hij wat fotografie anders maakt dan andere kunstvormen. Geen afgeleide van schilderkunst, maar een medium met een geheel eigen beeldtaal. Hij laat zien hoe de keuzes van de fotograaf, wat je wel of juist niet laat zien, wanneer je afdrukt, waar je staat, bepalen hoe een foto voelt en wat het vertelt.
Ongepolijste en persoonlijke fotografie
Toen Szarkowski in 1962 werd aangesteld bij het MoMA, volgde hij Edward Steichen op. Hij had geen gemakkelijke taak, maar maakte al snel duidelijk dat hij een eigen koers zou varen. Hij was nieuwsgierig naar nieuwe stemmen, naar het ongepolijste en persoonlijke. In 1967 organiseerde hij New Documents, een tentoonstelling die inmiddels legendarisch is. Hierin bracht hij drie toen nog onbekende fotografen samen: Diane Arbus, Lee Friedlander en Garry Winogrand. Hun werk toonde geen heldendaden of grote drama’s, maar momenten uit het dagelijks leven; vreemd, ontroerend, eerlijk en soms een tikje rauw. Szarkowski stelde dat zulke beelden, hoe alledaags ook, even veelzeggend kunnen zijn als de grote klassiekers.
Hoe we leven, kijken en voelen
Met deze keuze liep hij voor op zijn tijd. Hij geloofde dat foto's geen 'mooie plaatjes' hoefden te zijn om impact te maken. Een goede foto mocht vreemd zijn, ongemakkelijk, zelfs onscherp, zolang het maar iets zei over hoe we leven, kijken en voelen. Hij stelde het zo: “Als je foto’s accepteert die slap en banaal zijn, is fotografie eenvoudig. Maar als je zoekt naar kracht en complexiteit, wordt het bijna onmogelijk.” En precies in dat 'bijna onmogelijke' zat zijn fascinatie.
In ‘Guide’ (1976) neemt William Eggleston ons mee naar het diepe Zuiden van Amerika, Memphis en Noord-Mississippi. Zijn foto's vormen een stil en intiem visueel dagboek. Hoewel Eggleston beweert dat zijn onderwerpen een excuus zijn om te fotograferen, laat elke opname een persoonlijke en scherpe blik zien. Zijn beelden zijn trefzeker en beheerst, doordrenkt met zijn unieke manier van kijken. Fotografie, zo legt Szarkowski uit in zijn inleiding, draait om keuzes: wat je vastlegt, wanneer je op de knop drukt, en waar je de aandacht op richt. Bij Eggleston is dat moment altijd geladen met gevoel. Net als Robert Adams en Helen Levitt zoekt hij naar dat ene magische evenwicht in het alledaagse, een rust die tegelijk spanning oproept. Fotografen herscheppen de wereld niet, ze vangen wat er al is. Alfred Stieglitz en Eugène Atget toonden hoe betekenis schuilt in elk detail. Toen kleur zijn intrede deed, werd het een nieuwe fotografische taal. Niet meteen realistischer, maar rijker en gelaagder. Bij Eggleston is kleur intuïtief en noodzaak. Zijn foto’s zijn momenten van puur leven. Ze nodigen uit om te kijken, en opnieuw te kijken.
De tentoonstelling Mirrors and Windows, samengesteld door Szarkowski, bood een kleurrijk en veelzijdig overzicht van de Amerikaanse fotografie sinds 1960. De titel verwijst speels maar doordacht naar twee manieren van kijken: de camera als spiegel van de innerlijke wereld van de fotograaf, of als venster op de werkelijkheid, observerend en open. In deze tentoonstelling waren 185 foto's te zien, gemaakt door 101 verschillende fotografen. Ze tonen hoe fotografie in de jaren 1960 en '70 veranderde en zich ontwikkelde tot een kunstvorm met vele gezichten. Van poëtisch en persoonlijk tot scherp en sociaal, elke foto weerspiegelt een unieke blik. William Eggleston laat zien hoe kleur een vanzelfsprekend onderdeel van fotografie kan zijn, terwijl Elliott Erwitt humor en tederheid in het alledaagse vindt. Lee Friedlander en Dave Heath onderzoeken vorm en introspectie; George Krause en Ernst Haas zoeken de sfeer op. Robert Heinecken, Ken Josephson, Les Krims en Robert Mapplethorpe tasten de grenzen van fotografie af. Ook Ray Metzker, Joel Meyerowitz, Nicholas Nixon, Tod Papageorge, Robert Rauschenberg, Ed Ruscha, Naomi Savage, Stephen Shore, Lew Thomas, George Tice, Jerry Uelsmann, Andy Warhol en Garry Winogrand droegen bij aan deze rijke verzameling.
Retrospectief
Szarkowski was zelf ook fotograaf. Al in de jaren vijftig trok hij met zijn camera door de wildernis tussen Minnesota en Ontario. Zijn beelden van bomen, meren en verlaten landschappen ademen rust en reflectie. Later, na zijn pensioen bij het MoMA, keerde hij weer actief terug naar zijn eigen fotografie. In 2005 werd zijn werk bekroond met een groot retrospectief in het San Francisco Museum of Modern Art.
Het Museum of Modern art in New York wijdde een grootschalige vierdelige tentoonstellingsreeks aan het werk van de Franse fotograaf Eugène Atget. De reeks bestond uit ‘Old France’, ‘The Art of Old Paris’, ‘The Ancien Régime’ en ‘Modern Times’. Elk deel was gewijd aan een ander aspect van zijn werk. Het eerste deel, ‘The Work of Atget: Old France’, opende in 1981. De tentoonstelling richtte zich op het vaak over het hoofd geziene onderwerp binnen Atgets werk: het Franse platteland. “Met 125 zorgvuldig geselecteerde foto’s, gemaakt in de regio Île-de-France, brengt Atget een verdwijnende wereld tot leven. Zijn beelden van stille landschappen, oude dorpjes, ambachten en tradities ademen eenvoud, rust en een opvallende visuele helderheid. Hoewel hij officieel als commercieel fotograaf werkte, toont zijn werk een diep artistiek ideaal: het bewaren van de ziel van het oude Frankrijk.” Atget maakte tijdens zijn leven zo’n 10.000 foto's (collodium glasplaatjes met een uitzonderlijke hoge kwaliteit), maar bleef bij het grote publiek onbekend tot na zijn dood in 1927. Dankzij fotografe Berenice Abbott, die zijn archief veiligstelde, kreeg zijn werk postuum de erkenning die het verdient. In 1968 verwierf het MoMA meer dan 5000 afdrukken van zijn hand.
In Photography Until Now neemt Szarkowski je mee op een toegankelijke reis door 150 jaar fotografie. Deze publicatie, gebaseerd op zijn gelijknamige tentoonstelling uit 1989 in MoMA in New York, is allesbehalve een droge opsomming van bekende namen. Szarkowski, die bijna dertig jaar hoofd was van de afdeling Fotografie bij MoMA, laat zien hoe techniek en kunst onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. In plaats van alleen meesterwerken te tonen, combineert hij iconische beelden met reclamefoto’s, anonieme portretten, krantenbeelden en wetenschappelijke opnames. Zijn centrale idee? Niet het onderwerp, maar de technologie vormt de rode draad in de fotografie geschiedenis. Van de pinhole camera tot inktdruk, elk hoofdstuk beschrijft een technologische mijlpaal én de invloed ervan op stijl, inhoud en publiek. Zo legt Szarkowski uit hoe massale reproductie van foto’s leidde tot de opkomst van fotojournalistiek. Kunst als een democratische daad. Met een heldere stijl weet Szarkowski ook technische materie inzichtelijk te maken. Zijn boek werd lovend ontvangen, niet alleen vanwege de inhoud, maar ook vanwege de toon: informatief, doordacht en met liefde voor het vak.
Invloedrijke fotoboeken
Naast tentoonstellingen schreef Szarkowski invloedrijke boeken. The Photographer’s Eye (1966) en Looking at Photographs (1973) zijn nog steeds klassiekers voor wie meer wil begrijpen van beeldtaal en compositie. Szarkowski schreef artikelen over Ansel Adams, Eugène Atget, Walker Evans, Edward Steichen, Alfred Stieglitz en Edward Weston, telkens met een open blik en een scherp gevoel voor detail.
Szarkowski overleed in 2007, maar zijn nalatenschap leeft voort in musea wereldwijd. Dankzij zijn werk kijken we anders , met meer aandacht, meer verwondering, en hopelijk ook met meer plezier.
Wil je meer weten over inhoudelijke fotografie? Lees onze blogs, download ons E-book of schrijf je in bij ons BEELDlab. Ben je klaar voor de echte cursus? In september starten we weer op.