“The aesthetic is in reality itself” – Helen Levitt
Helen Levitt werd in 1913 in Brooklyn geboren als dochter van Russisch-Joodse immigranten.
Ze verliet de middelbare school in haar laatste jaar en begon in 1931 te werken voor een commerciële portretfotograaf die bekend was bij de familie. "Ik hielp bij het printen en ontwikkelen in de donkere kamer", zei ze. "Mijn salaris was zes dollar per week en in die tijd leerde ik mezelf fotograferen.”
Henri Cartier-Bresson
In 1935 bezocht ze een lezing van Henri Cartier-Bresson en stelde zichzelf aan hem voor. Ze mocht vervolgens deelnemen aan een opnamesessie van hem in de stad. "Hij was een intellectueel, hoogopgeleid", zei ze later. "Ik was een schoolverlater."
Henri Cartier-Bresson was op de terugweg uit Mexico en had samen met Walker Evans en Manuel Alvarez Bravo een tentoonstelling in de Julien Levy Gallery in New York. Nadat ze Bresson had ontmoet, was ze geïnspireerd om een Leica met 35 mm objectief aan te schaffen en om zichzelf, met een verlangen om de dingen anders te zien, te transformeren naar een moderne vrouw .
Ze begon het straatleven te fotograferen in achterstandswijken van New York, zoals East Harlem en de Lower East Side: graffiti, mensen die buiten op stoepen zitten of spelende kinderen zijn vaak haar centrale onderwerpen. In tegenstelling tot de toenmalige focus van de traditionele fotojournalistiek om sociaal onrecht voor politieke doeleinden te documenteren, beschouwde ze fotografie als een vorm van artistieke expressie die haar in staat stelde om het dagelijkse leven te versmelten met een persoonlijk esthetisch begrip.
In feite nam Levitts fotografische taal zowel politieke als artistieke debatten van haar tijd over, ze toont New Yorkse straatscènes alsof het mythische gebruiken of exotische ceremonies met een etnografisch belang zijn.
Walker Evans
Rond 1938 liet ze haar portfolio zien aan Walker Evans, waar ze ook romanschrijver en filmcriticus James Agee ontmoette, die met Evans had samengewerkt aan het boek Let Us Now Praise Famous Men (1941). Ze sloot vriendschap met de twee mannen en vergezelde Evans af en toe op zijn fotoshoots in de stad.
Levitt had al vroeg succes en in juli 1939 werd haar werk gepubliceerd in het tijdschrift Fortune. In 1940 werd haar Halloween-foto opgenomen in de inaugurele tentoonstelling in het Museum of Modern Art als onderdeel van de nieuwe fotografie-afdeling.
In 1943 had Levitt haar eerste solotentoonstelling in het Museum of Modern Art en toonde de menselijkheid waarvan haar werk doordrenkt is.
In deze expositie waren foto's opgenomen van haar bezoek in 1941 aan Mexico-Stad, waar ze het straatleven in de stad fotografeerde. Agee schreef de inleiding bij Levitts fotoboek getiteld A Way of Seeing: Photographs of New York, dat ze eind jaren '40 samenstelde. (Het boek werd pas in 1965 gepubliceerd, 10 jaar na de dood van Agee.) Daarin prees hij de foto's van Levitt en vond ze "even mooi, scherpzinnig, bevredigend en duurzaam als elk ander lyrisch werk dat ik ken".
Halverwege de jaren veertig werkte Levitt samen met Agee, filmmaker Sidney Meyers en schilder Janice Loeb aan The Quiet One, een prijswinnende documentaire over een jonge Afro-Amerikaanse jongen. In een volgende film, In the Street, laten zij het dagelijks leven in East Harlem zien.
Het volgende decennium concentreerde ze zich op filmmontage en regie.
Guggenheim Fellowship
In 1959 en 1960 ontving ze de Guggenheim Fellowship (beurs) om de mogelijkheden van kleur te verkennen. Ze keerde terug naar de locaties van haar vroegere werk om dit theater van het straatleven opnieuw vast te leggen. De hele serie van haar kleurenfoto’s uit deze periode ging verloren bij een inbraak. Levitt richtte zich de rest van de jaren '60 op filmwerk. Ze zou opnieuw beginnen met fotografen met dezelfde vasthoudendheid, wat resulteerde in een historische diavoorstelling van haar kleurenwerk in het MoMA in New York in 1974.
Hoewel Levitt een stille aanwezigheid was in de straten van New York, was ze geen afstandelijke waarnemer. Ze wilde dat de mensen zich bewust waren van haar aanwezigheid en erop zouden reageren.
Op veel foto’s kijken ze naar haar, glimlachen, flirten of poseren voor haar. Op een bepaald niveau is haar fotografie in wezen een performatieve uitwisseling en dat geeft het een eigentijds karakter.
Levitt was een intens privépersoon, die tijdens haar leven weinig interviews gaf. Ze woonde alleen in haar appartement in New York met haar kat Binky en ze leed aan de ziekte van Ménière, die gehoorproblemen en duizeligheid veroorzaakt. Toen ze ouder was, zei ze eens: ”Ik heb me mijn hele leven wankel gevoeld." Maar haar werk leek haar focus te geven en dat deed ze met vastberadenheid.
In haar latere foto's is het de driftige energie en het geïmproviseerde karakter van New York dat voelbaar is. De straten worden minder speels, maar drukker en strijdlustiger. Haar beelden zijn minder vrolijk met het verstrijken van de decennia.
In het werk dat ze in de jaren '30 en '40 maakte, zie je mensen die hun eigen ruimte in hun buurt innemen, maar tegen het einde van de jaren '60, en verder in de jaren '80, zie je in haar beelden de manier waarop de stad steeds meer wordt gereguleerd door consumentisme en kapitalisme.
In the Street
In de film In the Street, uit 1945-’46, zie je een korte, stille maar ongelooflijk suggestieve stroom van beelden uit de drukke straten van Spanish Harlem in de jaren '40. De eerste woorden die op het scherm verschijnen zijn: "De straten van de armere wijken van grote steden zijn vooral een theater en een slagveld." Dat komt dicht in de buurt van de bijzonder expressieve kracht van haar buitengewone oeuvre.
Helen Levitt was en blijft een stil genie van de 20e-eeuwse fotografie.
Wil je meer weten over inhoudelijke fotografie? Lees onze blogs, download ons E-book of schrijf je in bij ons BEELDlab. Ben je klaar voor de echte cursus? In september starten we weer op.