In de jaren 1920 bloeide de abstractie binnen de fotografie pas echt op als kunst in de vorm van het fotogram, gedragen door de avant-garde bewegingen van het dadaïsme en surrealisme.
Kunstenaars zoals Man Ray, Christian Schad en László Moholy-Nagy zagen in fotogrammen de perfecte mogelijkheid om de zichtbare wereld te overstijgen. Schad noemde zijn werken “Schadographs” en Man Ray had de “Rayographs.” Ze gebruikten licht, vormen en toeval als bouwstenen voor poëtische beelden, die zowel mysterieus als speels waren.
Man Ray zag het fotogram niet alleen als een middel om vormen vast te leggen, maar ook om emotie en poëzie over te brengen. Hij gebruikte deze techniek als een verlengstuk van zijn dadaïstische en surrealistische visie, waarin hij de realiteit wilde ontstijgen en de kijker uitnodigde om een nieuwe wereld te ontdekken, puur door licht en schaduw.
Abstracte fotografie draait niet om spectaculaire of exotische scènes. Het vindt schoonheid in het alledaagse, bekeken vanuit een onverwachte hoek. De vroege abstracte foto’s van Alvin Langdon Coburn, zoals The Octopus (1909), laten ons naar eenvoudige vormen kijken alsof ze opnieuw zijn uitgevonden. Alvin Langdon Coburns latere “Vortographs” maakten gebruik van gebroken spiegelreflecties om onze kijkervaring op scherp te zetten.
In 1913 presenteerde Alvin Langdon Coburn ‘New York from Its Pinnacles’, een reeks foto's waarin hij New Yorks straatleven vastlegde vanuit ongebruikelijke hoogtes. Beelden zoals ‘The Octopus’ (hier boven), benadrukten abstracte patronen en een revolutionair perspectief. Deze werken markeerden een verschuiving: van observatie en registratie naar een diepere zoektocht naar visuele structuren en inhoud.
Deze opzettelijk gedraaide foto van Paul Strand uit 1916, met een omgekeerde tafel op een veranda, laat het samenspel van geometrische vlakken van licht en schaduw zien, waarbij de alledaagsheid van het onderwerp de kijker aanmoedigt zich te concentreren op de abstracte ondertoon van het beeld. Een groot ovaal vult het frame, doorsneden door scherpe diagonale lijnen die de witte en grijze delen van elkaar scheiden. Het opstapelend effect is dat van een scherp gefocust beeld waarvan de basis onduidelijk is. De betekenis van het beeld is niet te rationaliseren maar nodigt een gevoelswaarde uit.
In 1917 creëerde Coburn zijn Vortographs, een primeur in fotografie. Verwijzend naar de avant-gardistische Vorticisten, toonde hij dat fotografie abstracte ruimtes kon verkennen zoals schilderkunst dat deed. Met deze werken bracht Coburn fotografie naar een filosofisch niveau, waar lijn, vorm en beweging samensmelten tot creatieve vrijheid en visuele ontdekking.
Het modernisme gaf abstractie een centrale plaats in de beeldtaal van de 20e eeuw. Aleksandr Rodtsjenko, El Lissitzky, László Moholy-Nagy, Man Ray maar ook de Amerikaanse modernisten zoals Imogen Cunningham en Edward Weston experimenteerden met lijnen, vormen en patronen, waarbij ze de grenzen tussen kunst en realiteit verkenden.
Aleksandr Rodtsjenko fotografeerde vaak vanuit hoge of lage standpunten, waardoor hij alledaagse scènes een dramatische en vernieuwende uitstraling gaf. Zijn werk combineerde vaak eenvoud met krachtige composities die de kijker direct aanspraken, en experimenteerde met vormen, lijnen en schaduwen om abstracte composities te creëren die de grens tussen realiteit en kunst vervaagden. Als leidende figuur in de Russische avant-garde en het constructivisme gebruikte hij fotografie om de moderne, industriële maatschappij en haar dynamiek te reflecteren.
Moholy-Nagy beschouwde fotogrammen als een "visuele grammatica" en zag ze als een voorbeeld van hoe kunst een verbinding kon vormen tussen mens en technologie, een thema dat centraal stond in zijn leven en werk. Ze waren niet alleen revolutionair maar meteen een uitgangspunt van zijn visie op kunst en technologie: fotografie als een medium dat niet alleen vastlegt, maar ook creëert. Zijn werk inspireerde generaties fotografen en kunstenaars, en zijn ideeën blijven relevant in de hedendaagse kunstwereld.
In de jaren 1940 tilde luchtfotografie abstractie letterlijk naar nieuwe hoogten. William A. Garnett fotografeerde landbouwvelden en dorpen vanuit een vliegtuig, waardoor alledaagse landschappen transformeerden tot surrealistische kunstwerken. Zijn beelden lijken losgezongen van de grond en nodigen ons uit om opnieuw te kijken naar wat we al dachten te kennen. Fotografen zoals Edward Burtynsky zetten deze traditie voort, waarbij abstractie en maatschappelijke reflectie hand in hand gaan.
Bekende luchtfoto’s van Edward Burtynsky zijn van de olievlaktes en infrastructuren. Ze staan symbool van de wereldwijde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de ecologische schade die deze winning veroorzaakt. De beelden laten enorme littekens op het landschap zien, veroorzaakt door menselijke activiteiten. Dit maakt ze niet alleen visueel krachtig, maar ook maatschappelijk relevant.Burtynsky staat bekend om schoonheid te vinden in vernietiging. De geometrische vormen, kleuren en structuren in de luchtfoto’s van de olievelden creëren een fascinerend beeld, ondanks dat ze het resultaat zijn van grootschalige milieuschade.
Na de Tweede Wereldoorlog bracht abstractie een nieuw soort expressie naar de Europese fotografie. Otto Steinert richtte in 1949 Fotoform op, een in Duitsland gevestigde groep die zich toelegde op “subjectieve fotografie.” In Amerika waren het Harry Callahan, Aaron Siskind en Minor White die abstractie als middel gebruikten om gevoelens, gedachten en zelfs de tijdsgeest te vangen. In de jaren ’60 ontstond in Japan een stroming van suggestieve abstractie met kunstenaars als Shōmei Tomatsu en Daido Moriyama.
In 1949 maakt Aaron Siskind een scherp close-up beeld van een muur, bedekt met afbladderende verf. Deze foto vangt de essentie van abstracte fotografie en de verbinding met abstract expressionistische schilderkunst in Noord-Amerika na de Tweede Wereldoorlog. Net als de schilderijen van de New York School, speelt de foto met abstracte vormen binnen een vlakke ruimte.
Deze foto van de lampen op Place de la Concorde uit 1952 van Otto Steinert is bijzonder vanwege de manier waarop hij licht, beweging en abstractie combineert tot een visueel poëtisch beeld. Steinert maakte gebruik van een lange sluitertijd om de lichten van de straatlantaarns te transformeren in abstracte, bijna dansende lijnen. De compositie is opvallend abstract, met de lampen die hun herkenbare vormen verliezen en veranderen in kunstzinnige patronen. Dit abstracte minimalisme maakt de foto tijdloos en geeft het een esthetische aantrekkingskracht die doet denken aan modernistische schilderkunst. De foto is een perfect voorbeeld van Steinerts filosofie van Subjektive Fotografie. Hij zag fotografie niet alleen als een middel om de werkelijkheid vast te leggen, maar ook als een medium om persoonlijke emoties en ideeën uit te drukken. Deze foto gaat niet over de fysieke plek Place de la Concorde, maar over de sfeer, het gevoel en de subjectieve interpretatie ervan.
Tights (1987) van Daido Moriyama toont een close-up van een vrouwelijk been gehuld in doorschijnende panty’s met een opvallend visnetpatroon. Door de close-up verdwijnt de context, waardoor de aandacht volledig op het patroon en de zintuiglijke associaties komt te liggen. Het visuele ritme van de netstructuur versterkt de abstractie. Het beeld is sensueel, maar tegelijkertijd anoniem en afstandelijk. Deze spanning is typerend voor Moriyama’s werk, dat vaak speelt met de grenzen tussen het persoonlijke en het onbekende. De foto heeft een dubbele laag: het lijkt eenvoudig een panty, maar roept ideeën op over erotiek en abstractie. Het zet de kijker aan het denken over wat gezien en geïnterpreteerd kan worden.
Vandaag de dag leeft abstractie voort in uitsneden, off-focus beelden en digitale manipulaties. Het herinnert ons eraan om niet alleen anders te kijken en het gewone buitengewoon te zien, maar vooral om ons te verleiden om de wereld opnieuw te voelen en te ervaren.
Wolfgang Tillmans’ foto is een spel van abstractie en suggestie. Zalmkleurige tinten bewegen als rimpelingen door het beeld, roepen associaties op met water, haar of lichamen, maar zonder duidelijke context. De foto maakt deel uit van zijn Freischwimmer-serie, gestart in 2005 en vernoemd naar het Duitse zwemdiploma systeem. Tillmans versterkt het mysterie door zijn techniek geheim te houden, enkel onthullend dat hij in de donkere kamer lichtgevoelig papier en driedimensionale objecten gebruikte voor zijn effecten.
Wil je meer weten over inhoudelijke fotografie? Lees onze blogs, download ons E-book of schrijf je in bij ons BEELDlab. Ben je klaar voor de echte cursus? In september starten we weer op.